houthok

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hout·hok
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord houthok houthokken
verkleinwoord houthokje houthokjes

Zelfstandig naamwoord

het houthoko

  1. een bergplaat voor brandhout
    • De klacht kwam van de buren, die op 1 mei een handhavingsverzoek indienden bij de gemeente. Zij krijgen nu gelijk. Het bouwwerk, dat deels op het aanwezige houthok is geplaatst, is vier meter hoog en zes meter breed. Volgens het bestemmingsplan mag een bouwwerk slechts tweeënhalf meter hoog zijn. [1] 
    • Het houten huisje van Poppes staat van de weg af op een stuk grasland met ernaast een groot houthok, een oude caravan en enkele kippenhokken. Op het rommelige terrein staat tuinmeubilair en er scharrelen wat kippen rond. [2] 
    • Twee Rekkensen die aan de rand van een eigen wei een rijtje zonnepanelen wilden plaatsen, mochten dat vorig jaar niet. Reden: het geldende bestemmingsplan stamde uit de tijd dat zelf energie opwekken en zonnepanelen installeren nog onbekend waren. In Neede heeft langs de N315 iemand een slimme oplossing gevonden: zonnepanelen als dakbedekking van een vergunningvrij houthok. [3] 

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen