hotelplan

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ho·tel·plan
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hotelplan hotelplannen
verkleinwoord hotelplannetje hotelplannetjes

Zelfstandig naamwoord

het hotelplano

  1. (horeca) (toerisme) voornemen om ergens een hotel te vestigen
     Volgens het college richten beide partijen (de gemeente en de initiatiefnemers van het hotelplan) zich nu op een ontwikkeling naast elkaar, ‘waarbij onderzoek wordt gedaan naar de synergievoordelen.’[1]
     De gemeenteraad had ingestemd met de hotelplannen omdat Kiev te weinig hotels heeft voor het EK Voetbal in 2012.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 13 december 2021 Weblink bron
    Wim Goorhuis
    “Tubbergen onderzoekt voors en tegens van hotelplan” (09-02-2021), Tubantia
  2. Bronlink geraadpleegd op 13 december 2021 Weblink bron “Rel in Kiev over hotel op massagraf WWII” (28 september 2009), Reformatorisch Dagblad