hotelingang
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: hotelingang (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ho·tel·in·gang
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van hotel zn en ingang zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hotelingang | hotelingangen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de hotelingang m
- plaats waar gasten een hotel kunnen ingaan
- ▸ Ze zijn afgelopen week 'verhuisd' van een hotel in het centrum van Cuenca naar eentje aan de rand van de stad. Een noodgreep. Het hotel had geen eten meer voor het koppel en de protesten vonden pal voor de hotelingang plaats. "De demonstranten gooiden met stenen, waarna de politie reageerde met traangasbommen. Het traangas vloog ons balkon op."[1]
- ▸ De veranderingen betreffen het hotel zelf. ,,Voor Amsterdammers is dat misschien de achterkant,’’ zegt Dijkstra, ,,omdat de hotelingang aan de Leidsekade ligt. Voor ons is het de hoofdzaak.’’[2]
Gangbaarheid
- Het woord 'hotelingang' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Tientallen Nederlanders vast in Ecuador: 'Traangas vloog ons balkon op'” (08-10-2019), NOS
- ↑ Weblink bron Herman Stil“American Hotel wordt eerste Hard Rock Hotel in Nederland” (30-01-2019), Tubantia