hopeloosheid

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ho·pe·loos·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hopeloosheid hopeloosheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hopeloosheid v

  1. het hopeloos zijn
    • De hopeloosheid van een depressieve patiënt moet iedereen met enig gevoel wel aanspreken. 
Synoniemen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be