honderdvierendertigjarige

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hon·derd·vier·en·der·tig·ja·ri·ge
Woordherkomst en -opbouw

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord

Bijvoeglijk naamwoord

honderdvierendertigjarige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van honderdvierendertigjarig
    • De vulkaan werd weer actief na een honderdvierendertigjarige periode zonder uitbarstingen. 
Schrijfwijzen
enkelvoud meervoud
naamwoord honderdvierendertigjarige honderdvierendertigjarigen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de honderdvierendertigjarigev / m

  1. levend wezen dat 134 jaar oud is of iets dat 134 jaar bestaat
    • De honderdvierendertigjarige is voor een schildpad nog heel actief. 
Schrijfwijzen

Gangbaarheid