honderdeenentwintigjarige

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hon·derd·een·en·twin·tig·ja·ri·ge
Woordherkomst en -opbouw

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord

Bijvoeglijk naamwoord

honderdeenentwintigjarige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van honderdeenentwintigjarig
    • De vulkaan werd weer actief na een honderdeenentwintigjarige periode zonder uitbarstingen. 
Schrijfwijzen
enkelvoud meervoud
naamwoord honderdeenentwintigjarige honderdeenentwintigjarigen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de honderdeenentwintigjarigev / m

  1. levend wezen dat 121 jaar oud is of iets dat 121 jaar bestaat
    • De honderdeenentwintigjarige is de oudste inwoonster van de stad. 
Schrijfwijzen

Gangbaarheid