honderdachtenzestigjarige

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hon·derd·acht·en·zes·tig·ja·ri·ge
Woordherkomst en -opbouw

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord

Bijvoeglijk naamwoord

honderdachtenzestigjarige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van honderdachtenzestigjarig
    • De vulkaan werd weer actief na een honderdachtenzestigjarige periode zonder uitbarstingen. 
Schrijfwijzen
enkelvoud meervoud
naamwoord honderdachtenzestigjarige honderdachtenzestigjarigen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de honderdachtenzestigjarigev / m

  1. levend wezen dat 168 jaar oud is of iets dat 168 jaar bestaat
    • De honderdachtenzestigjarige is voor een schildpad nog heel actief. 
Schrijfwijzen

Gangbaarheid