heuchelijk

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • heu·che·lijk
Woordherkomst en -opbouw
  • Het woord is afgeleid van heug en wordt in de oudste officiële spelling uit 1805 al met een g gespeld. Vermoedelijk werd dit woord onder invloed van woorden als hachelijk en belachelijk al vaak met een stemloze ch-klank uitgesproken. Omdat taalgebruikers in Nederland dat toen nog opviel, kon dat tot deze schrijfwijze leiden. Deze is geleidelijk door de officiële spelling verdrongen. [1][2][3]

Zelfstandig naamwoord

heuchelijk

  1. verouderde spelling of vorm van heugelijk tot 1805
    • Hij meent ook, dat de Dichter, uit een bezef van zijne geringheid, eene vergelijking tusschen zich en eene musch enz. maakt, en zich hier beschrijve, als zijnen wensch verkregen hebbende, en voorzien met dat heuchelijk voorrecht, van in de nabijheid der plaats van den openbaaren Godsdienst zijne ongestoorde en veilige wooning te mogen hebben. [4]
    • Maar dezelfde heuchelijke gebeurtenis geeft ons ook aanleiding om er op te wijzen, hoeveel verdeeldheid er bestaat zowel op maatschappelijk als op staatskundig gebied. [5]
    • Zij was den verderen dag daarna verruimd en vroolijk, zooals een die voor anderen een heuchelijk geheim te verbergen heeft. En het was haar een heuchelijk geheim, een innige en heilige zaak, waarover zij niet gaarne iemand, ook niet haar moeder, spreken zou. [6]

Verwijzingen

Gangbaarheid