Naar inhoud springen

head

Uit WikiWoordenboek
enkelvoud meervoud
head heads

head

  1. (anatomie) hoofd [1], bovenste lichaamsdeel
  2. (bedrijfskunde) hoofd [4], bestuurder, leidinggevende
vervoeging
onbepaalde wijs to  head 
he/she/it  heads 
verleden tijd  headed 
voltooid
deelwoord
 headed 
onvoltooid
deelwoord
 heading 
gebiedende wijs  head 

head

  1. onovergankelijk ergens heen gaan, een reisdoel hebben, op weg gaan
    «At evening's end, the women packed up their babies and headed home.»[1]
    Aan het eind van de avond pakten de vrouwen hun babies in en gingen op weg naar huis.
  2. onovergankelijk, (plantkunde) kroppen [1], een krop [1] vormen
  1. Bronlink Weblink bron
    Jean Morgan Meaux
    “In Pursuit of Alaska

    An Anthology of Travelers' Tales, 1879-1909” (2013), University of Washington Press op Wikipedia, ISBN 9780295804729, p. 198


  • head
Naar frequentie 13251

head

  1. gebiedende wijs van heade


  • head

head

  1. gebiedende wijs van heade