havenpolitie

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ha·ven·po·li·tie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord havenpolitie
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de havenpolitiev

  1. politiedienst die werkzaam is in de haven
     In de Griekse havenstad Patras probeert een man zich verborgen te houden onder een vrachtwagen. Maar hij wordt betrapt door een medewerker van de havenpolitie[2]
     Onder de gewonden zijn werknemers van de marine en de havenpolitie. In het gebied waren op het moment van de ontploffing ongeveer 150 mensen aanwezig.[3]
     De havenpolitie in Rotterdam is extra alert op metaaldiefstal, omdat bijvoorbeeld het ontbreken van bliksemafleiders levensgevaarlijke situaties kan opleveren.[4]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 17 januari 2024 Weblink bron “Week in beeld: op de vlucht, verhoor en vliegtuigongeluk” (Zaterdag 17 maart 2018, 15:21), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 17 januari 2024 Weblink bron “Explosie munitiedepot Jakarta” (Woensdag 5 maart 2014, 11:45), NOS
  4. Bronlink geraadpleegd op 17 januari 2024 Weblink bron “Koperdieven gepakt in Rotterdamse haven” (Dinsdag 21 juni 2011, 11:12), NOS