hardt uit

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hardt uit
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
uitharden

hardt (...) uit

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitharden
    • Jij hardt uit. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitharden
    • Hij hardt uit. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitharden
    • Hardt uit! 

Gangbaarheid