hangplant

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hang·plant
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hangplant hangplanten
verkleinwoord hangplantje hangplantjes

Zelfstandig naamwoord

de hangplantv / m

  1. (plantkunde) in een hangende pot geplante kamerplant waarvan de takken en ranken naar beneden hangen
     Het zonlicht had van de vele raamsponningen een net geknoopt en dat trefzeker schuin de zaal in geworpen, met hier en daar de schaduw van een hangplant erin verstrikt.[2]
     Heerlijk weer, een prachtige locatie, maar vooral de gratis af te halen grote, bloeiende hangplanten voor de huurders van WBO maakten dat de plantenmarkt in de vroegere kloostertuin afgelopen zaterdag zeer goed bezocht werd.[3]
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Advocaat van de Hanen” (1990), De Bezige Bij op Wikipedia, ISBN 9789023479925
  3. Bronlink geraadpleegd op 2 maart 2022 Weblink bron “Gratis hangplant lokt publiek naar markt” (11-05-2009), Tubantia