handmolen

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

handmolen
Uitspraak
Woordafbreking
  • hand·mo·len
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord handmolen handmolens
verkleinwoord handmolentje handmolentjes

Zelfstandig naamwoord

de handmolenm [2]

  1. een door de handen bewogen molen
     Langs een rij huisjes kwam hij aan met in zijn armen de eens fatale handmolen die weer op zijn passende plaats zou komen te staan.[3]
     Ze stonden daar in het schemerduister, net zoals in die nacht toen Biruta de stenen van haar handmolen had laten draaien om het verboden brood te bakken waarvoor andere vrouwen in het dorp hun leven gegeven hadden.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. handmolen op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. 3,0 3,1
    James Albert Michener
    “Polen : roman over de strijd van het Poolse volk door de eeuwen heen” (1984), Van Holkema & Warendorf op Wikipedia, ISBN 9026978073