handbalteam
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: handbalteam (hulp, bestand)
Woordafbreking
- hand·bal·team
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van handbal zn en team zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | handbalteam | handbalteams |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het handbalteam o
- groep handbalspelers die samen handbalwedstrijden spelen
- ▸ Daarna heb ik een jaar in het handbalteam van de universiteit van Montpellier gespeeld.[1]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord handbalteam staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044633535