hambouillon

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ham·bouil·lon
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hambouillon hambouillons
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de hambouillonm

  1. (voeding)(kookkunst) een aftreksel van mager varkensvlees
     Alleen al het inkopen doen voor de kerstmaaltijd. En het je herinneren hoe het zat met dadels en speculaas, het dopen van stukjes brood in hambouillon, varkenspootjes, stokvis met piment en witte saus op Zweedse wijze of spek in eigen vet, mosterd en doperwtenpuree op Noorse wijze, welke soorten noten verplicht waren — en op het laatste moment op kerstavond zelf notenkrakers aanschaffen —, rolham, haring en rijstebrij.[1]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044645149