haelstorm

Uit WikiWoordenboek

Afrikaans

enkelvoud meervoud
naamwoord haelstorm haelstorms

Zelfstandig naamwoord

haelstorm

  1. (meteorologie) hagelbui
    «As gevolg van die strawwe winter met reën en haelstorm het twintig mense aan siektes beswyk.»
    Als gevolg van de strenge winter met regen en hagelbuien zijn er twintig mensen aan ziektes bezweken.