haartooi
Uiterlijk
- haar·tooi
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | haartooi | haartooien |
verkleinwoord | haartooitje | haartooitjes |
de haartooi m
- het haar van een persoon, de sierlijke haardracht van iemand
- Ook is de modern ogende, roodharige bruid al een voorbeeld voor vele Marokkaanse vrouwen die de bazaars afstruinen naar henna om hun haarkleur een extra dimensie te geven. Zodat ze kunnen wedijveren met de uitzonderlijk lange haartooi van de nieuwste koninklijke aanwinst.[2]
- Monique vertelt dat Anne Marie nog had aangeboden workshops te geven in het maken van haartooien, in Het Adamas Inloophuis, voor iedereen die met kanker te maken krijgt.[3]
- Het woord haartooi staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "haartooi" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Reformatorisch Dagblad 05-04-2002 Bruiloft in Marokko
- ↑ de Telegraaf 02 okt. 2015 De vrouw met negen pruiken
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be