grootsheid
Uiterlijk
- Geluid: grootsheid (hulp, bestand)
- groots·heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | grootsheid | grootsheden |
verkleinwoord |
- verheven boven de rest van de wereld
- De deftigheid en de grootsheid van de Oranjes is door de eeuwen heen een stralend voorbeeld geweest voor de Nederlandse adel.
- ▸ De verlepte eetzaal met afgebladderde verf en versleten tapijten getuigde van grootsheid in een andere tijd.[2]
- van een hoge morele standaard
- Het getuigde van grootsheid dat hij applaudisseerde voor zijn tegenstander die zo'n mooie overwinning had behaald.
- [1] deftigheid
- [2] edelmoedigheid
- Het woord grootsheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "grootsheid" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Blauwe ster” (2016), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628265
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be