grondwerk

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • grond·werk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord grondwerk grondwerken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het grondwerko

  1. voorbereidig van de ondergrond voor een bouwwerk
    • Het grondwerk is klaar. De funderingen van het huis zijn gereed. Men kan beginnen met de bouw van het eigenlijke huis. 
    • Het dijklichaam van de autosnelweg is klaar, het grondwerk is verricht. 
  2. (figuurlijk) voorbereidend werk
    • Je kunt alleen al het idee controversieel vinden, potentieel gevaarlijk of zelfs bloedlink. Maar het wordt openlijk uitgesproken. Het intellectuele grondwerk wordt verricht. De uitvoering, hoe ongelooflijk het nu nog klinkt, lijkt een kwestie van tijd. [1] 
  3. de basis van een schilderwerk
Synoniemen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. NRC Maarten Schinkel 3 december 2015
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be