groepsgeneeskunde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • groeps·ge·nees·kun·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord groepsgeneeskunde -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de groepsgeneeskundev

  1. (wetenschap) een specifieke vorm van het beoefenen van de geneeskunde in een groepspraktijk
    • De vereniging Geneeskunde voor het Volk doet al sinds sinds 1979 aan groepsgeneeskunde. 
Hyperoniemen

Gangbaarheid