goudhandel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • goud·han·del
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord goudhandel
verkleinwoord goudhandeltje goudhandeltjes

Zelfstandig naamwoord

de goudhandelm

  1. (economie) de in- en verkoop van goud
     Dat het geld in beslag was genomen had zijn weerslag op de economie van het land. De president van de Surinaamse Centrale Bank, Robert van Trikt, zei in april dit jaar dat er hierdoor een tekort aan Amerikaanse dollars was in het land. Die zijn nodig omdat bij de hout- en goudhandel in die munt betaald wordt.[1]
     Of in België ook meer zwart goud wordt witgewassen, kan Engelenburg niet zeggen. "Met de goudhandel is het zo: het is of eerlijk of het is louche. Dat er goud tussen zit dat het daglicht niet kan verdragen is duidelijk." In Nederland zit de anti-witwaswet vrij goed dichtgetimmerd. "Als iemand elke week met 5000 euro komt aanzetten, moet er ook een melding worden gemaakt."[2]


Afgeleide begrippen


Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 1 januari 2024 Weblink bron “Nederlandse OM moet 19,5 miljoen euro teruggeven aan Suriname” (Dinsdag 24 december 2019, 17:24), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 1 januari 2024 Weblink bron “Nederlanders slijten goud in België” (Donderdag 27 september 2012, 11:17), NOS