goedendag
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- goe·den·dag
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘tussenwerpsel: groet’ voor het eerst aangetroffen in 1265 [1]
- > accusatief van een goede dag: eenen goeden dag met het invoegsel -n-
Tussenwerpsel
goedendag
- een groet waarbij men iemand toewenst dat de dag goed zal wezen
- "Goedendag" zei hij wat stijfjes en nam plaats in de treincoupé.
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord goedendag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "goedendag" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "goedendag" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Invoegsel -n- in het Nederlands
- Tussenwerpsel in het Nederlands
- Trefwoorden in het Nederlands
- Accusatief in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 97 %
- Prevalentie Vlaanderen 98 %