gild

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gild
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gild gilden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

gildm/v/o [1]

  1. (economie) (verouderd) vereniging van vaklieden die eenzelfde ambacht uitoefenen
  2. vereniging van studentenclubs

Gangbaarheid

38 % van de Nederlanders;
60 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen