gierwagen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gier·wa·gen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gierwagen gierwagens
verkleinwoord gierwagentje gierwagentjes

Zelfstandig naamwoord

de gierwagenm

  1. wagen waarmee men vloeibare mest kan vervoeren en uitrijden over het land
     De man uit Lunteren probeerde net voor 15.00 uur een tractor met gierwagen in te halen op een smal weggetje, niet ver buiten het Gelderse dorp. Hij raakte daarbij in de berm, waarbij zijn scooter weggleed. Vervolgens reed de gierwagen over de man heen.[2]
     Gesink stapte met een redelijk schoon gezicht van zijn fiets na de vierde Touretappe, waar hij als beste Nederlander bij de eerste groep finishte. Maar wegkapitein Tankink zag eruit alsof hij de hele dag achter een gierwagen had gereden. "Toen ik over de finish kwam zei iedereen: wat zie jij eruit! Maar ik had zelf helemaal niet in de gaten dat het zo erg was", zegt Tankink.[3]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 20 december 2023 Weblink bron “Scooterrrijder overlijdt onder giertank in Garderen” (Zaterdag 13 maart 2021, 17:15), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 20 december 2023 Weblink bron “Bellen met Bram: 'Ik had niet in de gaten dat het zo erg was'” (Dinsdag 7 juli 2015, 23:25), NOS