gezinsverdunning
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ge·zins·ver·dun·ning
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van gezin zn en verdunning zn met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gezinsverdunning | gezinsverdunningen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de gezinsverdunning v
- verschijnsel dat een huishouding gemiddeld uit steeds minder personen bestaat
- ▸ Het kabinet vindt dat er jaarlijks 75.000 huizen moeten worden gebouwd. Vorig jaar werd dat aantal gehaald, maar de komende jaren naar alle waarschijnlijkheid niet, onder meer vanwege stikstof- en PFAS-problemen. Bovendien neemt de bevolking sneller toe dan gedacht en wonen er steeds minder mensen in één woning (gezinsverdunning wordt dat ook wel genoemd), waardoor er in de toekomst nóg meer huizen nodig zijn.[1]
Gangbaarheid
- Het woord gezinsverdunning staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Guus Dietvorst“Waarom 'Den Haag' niet zomaar honderdduizenden woningen kan laten bouwen” (Zondag 23 februari 2020, 17:41), NOS