geweldig

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·wel·dig
Woordherkomst en -opbouw
  • Afleiding van geweld met het achtervoegsel -ig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen geweldig geweldiger geweldigst
verbogen geweldige geweldigere geweldigste
partitief geweldigs geweldigers -

Bijvoeglijk naamwoord

geweldig

  1. bijzonder groot, enorm
    • Een geweldig ongeval waarbij tientallen auto's tegen elkaar botsten. 
     Was hun koning, Willem de Veroveraar, niet tijdens een geweldige storm, dankzij de heilige Nicolaas, veilig van Normandië naar Engeland gevaren? Want Nicolaas was in staat de wind en de onstuimige kracht der golven te doen bedaren![1]
  2. bijzonder goed
    • Je bent heel erg geweldig! 
     Ik wilde met mijn hele hebben en houden op mijn rug in de overweldigende wildernis van Amerika slapen onder de sterren, nieuwe mensen ontmoeten, alleen met mijn gedachten door de bossen lopen en de vrijheid hebben om te gaan en te staan waar ik wilde. Het leek me allemaal geweldig.[2]
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat op Wikipedia, p. 10
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be