getrek

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·trek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord getrek
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

getrek o [1]

  1. het aanhoudend trekken
    • In Nederland zou al dat geduw en getrek aan de dieren mogelijk niet op veel enthousiasme rekenen, maar het festijn levert wel schattige plaatjes op.[2] 
    • De Mossos, de Spaanse politie die wordt aangestuurd vanuit Madrid, botst tijdens de demonstratie met de betogers. „Weg met de Mossos”, scanderen de boze demonstranten. Op beelden is geduw en getrek tussen de twee partijen te zien.[3] 
Synoniemen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf 21 dec. 2017
  3. de Telegraaf HILDE POSTMA 20 sep. 2017
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be