gesteggel
- ge·steg·gel
- In de betekenis van ‘ruzie’ voor het eerst aangetroffen in 1927 [1]
- Naamwoord van handeling van steggelen met het voorvoegsel ge- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gesteggel | - |
verkleinwoord | - | - |
het gesteggel o
- geruzie
- er rijden na bijna twintig jaar gesteggel nog steeds geen NS-treinen over de HSL Zuid
- Het woord gesteggel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gesteggel" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
29 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "gesteggel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ gesteggel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be