gestaar

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·staar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gestaar
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de gestaarm

  1. het aanhoudend turen naar iets of iemand
     Door zo nonchalant mogelijk in haar ooghoek te wrijven, doorbrak ze het gestaar van daarnet.[1]
     Onze slaap zou lijden onder het gestaar naar beeldschermen met een kortere nachtrust als gevolg.[2]
     Hier kun je als vrouw koffiedrinken in Marokko zonder gestaar en gefluister[3]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. All-inclusive” op Wikipedia (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht op Wikipedia, ISBN 90-229-9182-2
  2. Bronlink Weblink bron
    Naz Taha
    “‘Chronisch snurkprobleem apneu kost ons 1,5 miljard euro’” (02-03-2019), Tubantia
  3. Bronlink Weblink bron
    Willemijn de Koning
    “Hier kun je als vrouw koffiedrinken in Marokko zonder gestaar en gefluister” (30-04-2018), NOS