geroepene

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·roe·pe·ne
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord geroepene geroepenen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de geroepenev / m

  1. een persoon die wordt aangesproken
  2. iemand die uitverkoren is
    • Hier kwam God neêr; dies is hij heilig,
      De onder Zijn voeten wankle rots.
      Maar de geroepene leeft veilig
      Voor het verborgen aanschijn Gods. [1]
       
Synoniemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

89 % van de Nederlanders;
80 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. DBNL (1933)–Willem de Mérode Het kristal. geraadpleegd 21 december 2018
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be