gebouwbeheerder

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·bouw·be·heer·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gebouwbeheerder gebouwbeheerders
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de gebouwbeheerderm

  1. persoon of organisatie die zorg draagt voor het onderhoud van een gebouw
     "De gebouwbeheerder heeft natuurlijk een andere rol", zegt de loco-burgemeester. Die zal zeker het onderhoud van het stadion moeten bijhouden. Je zal toch af en toe moeten verven, daar ligt de verantwoordelijkheid bij AZ."[1]
     Ook bij de NOS klagen we best vaak over de temperatuur. Lekker zelf de airco regelen, lijkt ons wel wat. Dus gingen we langs bij gebouwbeheerder Hans Lassooy. "De afstandbediening van de airco? Dat gaan we niet doen", zegt hij lachend. "Dat gaat echt niet werken hier. Sterker nog, we hebben zoiets geprobeerd, maar dat gaf zoveel problemen, dat ik echt moest ingrijpen."[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 17 november 2023 Weblink bron “'Van geen enkel gebouw wordt jaarlijks de constructie gecontroleerd'” (Maandag 12 augustus 2019, 21:05), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 17 november 2023 Weblink bron “'Laat iedereen z'n eigen kantoortemperatuur regelen'” (Donderdag 8 september 2016, 20:42), NOS