gebiedsuitbreiding

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·bieds·uit·brei·ding
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gebiedsuitbreiding gebiedsuitbreidingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de gebiedsuitbreidingv

  1. het vergroten van het territorium dat bij een bepaalde natie behoort
     Eenmaal terug in Frankrijk, in de schoot van het grote, sterke, magnifieke, rustige en glorieuze vaderland, zou ik geproclameerd hebben dat de grenzen onveranderlijk waren; dat elke oorlog slechts een verdedigende was; dat elke nieuwe gebiedsuitbreiding antinationaal was. Ik zou mijn zoon aan het keizerrijk hebben verbonden; mijn dictatuur zou beëindigd zijn en zijn constitutionele regering zou een aanvang hebben genomen...[1]
     De regeerperiode van Augustus markeerde het begin van een bijna tweehonderd jaar durende periode van gebiedsuitbreiding, interne stabiliteit en de toenemende welvaart. Literatuur, bouw en de beeldende kunst kwamen tot grote bloei.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
  2. Bronlink geraadpleegd op 19 januari 2022 Weblink bron “2000ste sterfdag keizer Augustus” (19-08-2014,), NOS