gebef

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·bef
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gebef
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het gebefo

  1. aanhoudend een vrouw met de tong bevredigen
    • James Worthy (van het gelijknamige boek – hoe Gonzo wil je het hebben?) was ingehuurd voor een verhaal, iets met veel gebef, maar de bijdrage stierf in een overmaat aan gehakkel. Uit arren moede kwam Arie Boomsma naar voren om de vieze praatjes van Worthy voor te lezen, tot hilariteit van het publiek. [1] 
    • De andere meiden verspreidden zich in de zaal, iedereen zocht als je 't mij vroeg een vent waar ze dan naast kropen. De film was eerlijk gezegd weinig opwindend, dan heb ik 't niet eens over 't geklef of gebef, maar vooral omdat die meiden op een vreselijke aanstellerige manier net deden of ze 't onsterfelijk opwindend vonden om klaar te komen met gore, uitgeplozen knakkers die op het moment van de grote punt als nijlpaarden bliezen. [2] 

Gangbaarheid

13 % van de Nederlanders;
17 % van de Vlamingen.[3]


Verwijzingen

  1. HP de Tijd JAN ZANDBERGEN 13 JAN 2012 Gonzo in de polder
  2. Em. Kummer (2006)– [tijdschrift] Revisor, De Tonton Georges
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be