geamuseerdheid

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·amu·seerd·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord geamuseerdheid
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de geamuseerdheidv

  1. het geamuseerd zijn
     Buijs herkent die geamuseerdheid bij de plaatselijke bevolking. "Dat is nog steeds zo. Elke generatie onderzoekers overkomt hetzelfde, mij ook. Het zijn vaardigheden die de kindertjes daar al leren, maar die je mist als je er als student van 20 komt.[1]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 30 december 2021 Weblink bron
    Lambert Teuwissen
    “Hoe bioloog Niko Tinbergen een beetje Eskimo werd” (17-03-2017), NOS