gardeofficier

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gar·de·of·fi·cier
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gardeofficier gardeofficiers
gardeofficieren
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de gardeofficierm

  1. (militair) bevelhebber van keurtroepen
     Op hetzelfde moment verschenen achter haar in de deuropening een student met een frambozenrode kraag, een gardeofficier, een vijftienjarig meisje en een mollig jongetje met rode wangetjes in een speelpakje.[2]
     Buurtbewoners vonden er naar eigen zeggen de afgelopen jaren oude munten uit die tijd in hun tuin, waaronder een „Louis d’Or". D’Artagnan was gardeofficier van de Franse Zonnekoning Lodewijk (Louis) XIV, die de belegering van Maastricht persoonlijk leidde. De Fransen bezetten Maastricht vervolgens van 1673 tot 1679.[3]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
  3. Bronlink geraadpleegd op 19 januari 2022 Weblink bron “Skeletten Maastricht mogelijk Franse musketiers” (5 mei 2004), Reformatorisch Dagblad