gangreen
Uiterlijk
- gan·green
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘koudvuur’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1595 [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gangreen | - |
verkleinwoord | - | - |
het gangreen o
- (medisch) de afsterving en ontbinding van een levend organisme
- Het vochtige gangreen had een rottingsstank.
1. de afsterving en ontbinding van een levend organisme
- Het woord gangreen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gangreen" herkend door:
69 % | van de Nederlanders; |
82 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "gangreen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be