freezer
Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
- free·zer
Woordherkomst en -opbouw
- uit het Engels [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | freezer | freezers |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- een toestel waarmee men zaken kan invriezen
- ▸ De Dalniy Vostok was een 'freezer trawler'. Zulke schepen gebruiken grote netten die over de zeebodem slepen, een methode waar milieuorganisaties fel tegen protesteren. De gevangen vis wordt aan boord verwerkt en ingevroren.[2]
- ▸ Een 'freezer farm' in Michigan (VS), waar grote hoeveelheden Pfizer-vaccins bij -70 graden Celsius worden bewaard[3]
Synoniemen
- diepvries, diepvriezer, vrieskast, vrieskist, vriezer, diepvrieskist, diepvrieskast, diepvriesinstallatie
Gangbaarheid
- Het woord freezer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ freezer op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Weblink bron “Dalniy Vostok was een drijvende visfabriek” (02-04-2015), NOS