vriezer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vrie·zer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vriezer vriezers
verkleinwoord vriezertje vriezertjes

Zelfstandig naamwoord

vriezer m

  1. een toestel bedoeld om voedingsmiddelen in bevroren toestand gebracht, te bewaren
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen