flipperen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • flip·pe·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
flipperen
flipperde
geflipperd
zwak -d volledig

Werkwoord

flipperen [1] [2]

  1. (spel) onovergankelijk op een flipperkast spelen
     En om weddenschappen aan te gaan met flipperen moest je heel veel geoefend hebben op minstens twee verschillende kasten en dat kostte ook geld.[3]
     Ze was ook weer begonnen met zakgeld, ik kon zowel flipperen als twee keer per week naar de bioscoop gaan.[3]
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. 3,0 3,1
    Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus, ISBN 9789044632767
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be