Naar inhoud springen

flipper

Uit WikiWoordenboek
  • flip·per
enkelvoud meervoud
naamwoord flipper flippers
verkleinwoord flippertje flippertjes

deflipperm

  1. aan elke voet vastgemaakt zwemvlies waarmee iemand zich onder water zwemmend kan voortbewegen
    • Hij kwam weer boven water omdat de flipper aan zijn linkervoet niet goed vast zat. 
  2. elk van beide langgerekte, draaiende driehoeken links en rechts in een elektromechanische speelmachine, waarmee je een terug rollende bal weer over een hellend vlak omhoog stoot om daarmee zoveel mogelijk punten te scoren
    • Je moet de bal met de flipper raken voordat hij via de opening in het midden wegrolt. 
vervoeging van
flipperen

flipper

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van flipperen
    • Ik flipper. 
  2. gebiedende wijs van flipperen
    • Flipper! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van flipperen
    • Flipper je? 
100 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
flipper
flippais
flippé
eerste groep volledig

flipper

  1. (spreektaal) flippen, een 'bad trip' hebben (na inname van drugs) [1]
  2. (spreektaal) 'm knijpen, in de rats zitten
    «Angelo flippe à mort, il est encore viré!»
    Angelo zit ontzettend in de rats, hij is alweer ontslagen! [1]