fiscalist

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fis·ca·list
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord fiscalist fiscalisten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

fiscalist m

  1. (beroep) deskundige op het gebied van de belastingwetgeving
    • Nou, ik was eens op een feest waar opeens een man op handen en knieën voorbij kwam kruipen, aangelijnd en met een lederen hondenkap, en nu verwacht ik een lezing voor fiscalisten, maar ik sta open voor verrassingen. [1] 
    • Het Parool meldt dat de Amsterdamse fiscalist, die veel klanten heeft in de Nederlandse entertainment- en mediasector, Rebergen (32) adviseerde op papier uit Nederland te verhuizen, opdat hij zijn inkomsten kon stallen bij een bedrijfje op Cyprus: een plek waar nauwelijks belasting hoeft te worden betaald. [2] 
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie


96 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Het Parool HANS VAN DER BEEK 11 APRIL 2018 Eerst een inval en dan ook nog een journalist? Iets te veel toeval
  2. Tubantia Tom Tates 16-03-18 Nederlandse dj verliest tonnen na trucs van 'sjoemelfiscalist'
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be