fietsplaat
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: fietsplaat (hulp, bestand)
- IPA: /fitsplat/
Woordafbreking
- fiets·plaat
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van fiets zn en plaat zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fietsplaat | fietsplaten |
verkleinwoord | fietsplaatje | fietsplaatjes |
Zelfstandig naamwoord
- jaarlijkse provinciale fietsbelasting[1][2]
- In België werd de fietsplaat in de periode 1893 ingevoerd en in 1986-1991 terug afgeschaft
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Dialecten: veloplak, veloblek
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord fietsplaat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.