felsen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fel·sen
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘metalen platen omvouwen en vastslaan’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1860 [1] [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
felsen
felste
gefelst
zwak -t volledig

Werkwoord

felsen [3]

  1. overgankelijk (metalen platen) omvouwen en vastslaan
Afgeleide begrippen

Meer informatie

Zelfstandig naamwoord

de felsenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord fels

Gangbaarheid

24 % van de Nederlanders;
13 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen