familiariseren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fa·mi·li·a·ri·se·ren
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

familiariseren

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
familiariseren
familiariseerde
gefamiliariseerd
zwak -d volledig
  1. vertrouwd raken met iets of iemand; wennen aan iets of iemand
     Naar Nederland komen morgen of overmorgen zes F-15's en twee reservetoestellen. De piloten gaan eerst 'familiariseren'. Dat betekent dat ze eerst een paar dagen de tijd krijgen om te wennen aan het Nederlandse luchtruim, voor de trainingsmissie begint.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 17 september 2023 Weblink bron “VS stuurt gevechtsvliegtuigen voor afschrikking en oefening” (3 april 2016), NOS