familiariseerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fa·mi·li·a·ri·seer·de

Werkwoord

vervoeging van
familiariseren

familiariseerde

  1. enkelvoud verleden tijd van familiariseren
    • Ik familiariseerde. 
    • Jij familiariseerde. 
    • Hij, zij, het familiariseerde.