fakkel af

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fak·kel af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
affakkelen

fakkel (…) af

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van affakkelen
    • Ik fakkel af. 
  2. gebiedende wijs van affakkelen
    • Fakkel af! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van affakkelen
    • Fakkel je af? 

Gangbaarheid