fakir

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

[2] wondermens
Uitspraak
Woordafbreking
  • fa·kir
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Arabisch of frans, in de betekenis van ‘boetende bedelmonnik’ voor het eerst aangetroffen in 1788 [1]
  • uit het Arabisch [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord fakir fakirs
verkleinwoord fakirtje fakirtjes

Zelfstandig naamwoord

de fakirm [3]

  1. soefistische en soms ook hindoeïstische asceet die vooral voorkomt in India
    • De natuur schommelt als de tulpen in het sprookjesbos van de Efteling: wanneer de fakir met zijn vliegend tapijt aan de ene kant van zijn tuin is en een magisch liedje fluit, komen er tulpen omhoog. Maar aan de andere kant van de tuin zakken ze juist. Zo blijft de fakir heen en weer vliegen. Eindeloos, ze groeien nooit eens tegelijk.[4] 
  2. wondermensen die vaak optreden als goochelaar
    • Premanands eigen trucs maken hem populair bij kinderen.... Maar al is hij nog zo geliefd bij kinderen, met deze tovenarij heeft Premanand onder volwassenen voornamelijk vijanden gemaakt. Hij is namelijk géén Indiase fakir die beschikt over onverklaarbare krachten, maar een goeroevanger die probeert aan te tonen dat wonderen niet bestaan. 'Het ziet er allemaal indrukwekkend uit', zegt hij lachend. 'Maar het zijn trucjes, geen magie.'Al meer dan vijftig jaar reist Premanand rond om valse goeroes te ontmaskeren en dorpelingen te vertellen dat ze belazerd worden. Deze zijn bereid hun laatste cent aan 'een godman' te geven die bijvoorbeeld belooft hun geestelijk gestoorde, pardon, van de duivel bezeten kind, te genezen. V[5]  
  3. in de Islam, iemand die geen inkomen of bezittingen heeft, in aanmerking voor het ontvangen van een deel van de zakat.
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

83 % van de Nederlanders;
84 % van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen