faim

Uit WikiWoordenboek

Frans

Uitspraak
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  faim     la faim     faims     les faims  

Zelfstandig naamwoord

faim v

  1. eetlust, honger
    «Est-ce que tu as faim ?»
    Heb je honger?
  2. voedselgebrek, honger
    «On le trouva mort de faim. La faim a contraint les assiégés de se rendre.»
    Hij werd dood van de honger teruggevonden. Honger heeft de belegerden genoopt zich over te geven.