exponer
Uiterlijk
- ex·po·ner
exponer
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
exponer |
exponía |
expuesto |
volledig |
- onovergankelijk exposeren, een tentoonstelling houden
- overgankelijk uitstallen, tentoonstellen, vertonen, exposeren
- uiteenzetten, verklaren
- blootstellen
- te vondeling leggen