evenveel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • even·veel
Woordherkomst en -opbouw

Rangtelwoord

evenveel [1]

  1. in gelijke hoeveelheid
    • Ik heb dit jaar evenveel geld verdiend als vorig jaar. 
     De gesprekken met deze dames waren diepgaander, maar voor de rest vloekten ze evenveel als de gemiddelde man, lieten ze evenveel scheten, rookten ze evenveel wiet en liepen ze even hard.[2]
Typische woordcombinaties
  • evenveel als
Vertalingen

Bijwoord

evenveel (verouderd en gewestelijk)

  1. van gelijke betekenis, op hetzelfde neerkomend

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be